Om kwart voor 7 staan we alweer naast de auto op te ruimen. Andrew roept dat er over een kwartier een briefing van Pam zal zijn. Die komt er echter nooit; alle teams trekken een beetje hun eigen plan, winnen bij Pam informatie in over wat er precies gaat gebeuren en beslissen dan zelf wat ze gaan doen. De structuur die Andrew probeert aan te brengen gaat dus ook hier weer de mist in, iets wat steeds de organisatie kenmerkt.
Rond half 9 vertrekken we met R&R, de Travel Channel jongens, Pam en Amanda en een aantal andere teams naar een dorpje dichtbij Diema, dat geen stroomvoorzieningen heeft, om daar de solarpanels van de TC jongens te installeren. Amanda is een oorspronkelijk Australische, werkend in Engeland, die vanuit de TravelChannel de teams begeleidt, maar nu de laatste dag even achterin de auto van R&R meerijdt ipv met de organisatie. In het dorpje nemen we veel foto’s met een hoog “National Geographic-gehalte” die later met grote ogen bekeken worden als we ze aan de kinderen laten zien op het schermpje van de camera. Na een tijdje besluiten we de TC jongens daar te laten om de solar panels in elkaar te zetten terwijl wij verder gaan naar twee scholen in Diema.
Het “scholencomplex” is eigenlijk twee gebouwen met ieder 2-3 klaslokalen. Het ene gebouw is een lagere school en het andere een middelbare. In de klassen zitten gemiddeld 60 leerlingen van variërende leeftijden (zo’n 5 jaar verschil tussen de jongste en de oudste van de klas). We mogen een kijkje nemen in de lokalen en zeggen dat de kinderen ons best vragen mogen stellen als ze dat willen, maar daar komt niet zoveel van terecht; ze zijn erg verlegen. Op het schoolbord staan alle onderwerpen zoals wij die ook op ons (school)bord kregen toen we klein waren; rekenen, taal, aardrijkskunde. Dit is niet de armste school die we vandaag zullen aandoen heeft Pam verteld, dus hier gaan vanuit R&R en ons wat minder spullen heen. Maar als we dan het grote plastic krat zien waar zij mee aankomen valt ons plastic zakje in het niet. Wederom balen we dat onze spullen op die vrachtwagen staan; hier hadden we echt een verschil kunnen maken met de donatie en nu weten we niet waar de spullen terecht komen. Het dorpshoofd en de directeur zijn gelukkig erg blij met alle spullen. Dan gaan we terug naar het kamp waar we al onze medische spullen in het huisje van Pam achterlaten, omdat er vandaag geen tijd meer is om langs een ziekenhuis te gaan (jammer, want juist medische spullen hadden we niet op de truck gezet). We drukken de vrouw die Pam helpt bij het distribueren van de spullen nogmaals op het hart dat het noodzaak is dat de spullen bij artsen terecht komen en niet bij leken. Ze verzekerd ons dat ze daar altijd zorg voor dragen, omdat ze weten dat de bevolking medicijnen in zal nemen als snoepjes zonder te weten wat het spul precies doet. Mooi dat komt dus in ieder geval goed terecht.
Dan op naar een wat meer afgelegen dorp; ongeveer een uur hobbelen over een stoffig zandpad. Maar als de Renault Espace van Pam dat kan moet ons Laro’tje het ook nog wel volhouden. Als we aankomen bij het dorpje zien we dat dit ook het dorp is waarvan de inwoners ons gister zo hartelijk welkom heetten. Dit is echt een samenleving zoals we die alleen van de tv-documentaires kennen; ze hebben nauwelijks alle ‘bare necessities’. Er is gelukkig wel voldoende water door de waterput die ze hebben en er zijn een boel geiten en wat andere dieren. Maar dit is ongetwijfeld een samenleving waarin geld nog geen enkele rol speelt; allemaal ruilhandel.
Wel staat er een gloednieuw schoolgebouwtje, gesponsord door een buitenlandse instelling. Als we binnen in het klaslokaal mogen kijken wijst de leraar op de gaten in het schoolbord. Daar was schoolbordverf dus echt geweldig geweest en het laat ons zien dat je er eigenlijk helemaal niet bij stilstaat wat deze mensen allemaal kan helpen. Op het terrein voor de school ligt een verzameling conservenblikken met daarop in enorme letters U.S.Aid en daaronder “vegetable oil”, beetje vreemd, maar het zal een doel gediend hebben. Vrijwel direct ontstaat er ook hier weer een groep zingende mensen; ze rukken zelfs uit met alle paarden die ze netjes op een rij naast elkaar zetten; allemaal om ons te bedanken voor onze spullen. We hebben hier gelukkig ook best veel kunnen geven; een groot krat en een aantal tassen van R&R, wat spullen van ons en behoorlijk wat zakken van de Delica jongens die zich inmiddels ook weer bij ons aangesloten hadden. Dan spreekt de village-chief zijn dank naar ons uit. Hij laat weten dat op Pam na wij de allereerste blanken zijn die ooit in dit dorp zijn geweest! Dat is toch wel heel bijzonder. Als we klaar zijn om weg te gaan zegt de chief tegen Pam dat we even moeten wachten. Niemand weet waarop. De temperatuur in onze auto is inmiddels tot nieuwe recordhoogte stegen: 50,7 graden, dus wij besluiten buiten te wachten waar de andere teams lekker in de airco vertoeven.
Als we eindelijk kunnen gaan is ons nog niet helemaal duidelijk waar het oponthoud voor was, maar dan stopt het konvooi wederom als we midden in het dorp staan. Pam komt samen met de village-chief langs iedere auto met een geit. Ze legt uit dat het dorp ons een geit wil doneren voor onze spullen. Ze gaat langs de auto’s zodat iedereen de chief hiervoor kan bedanken en daarna wil ze de geit achterlaten. Maar daar is geen sprake van, de gift kan onmogelijk geweigerd worden, dus de geit wordt met 4 pootjes aan elkaar gebonden en achterin de Renault gelegd. Even leunt Pam met haar armen tegen de auto en wendt haar hoofd af; haar Westerse achtergrond doet haar even meevoelen met het dier. Maar goed de geit gaat mee en overleeft de rit terug goed (zij het wat shakey als ie uit de auto gehaald wordt). Dan nemen we afscheid van Pam bij haar missionarispost en beginnen aan onze allerlaatste rally-etappe. Op naar Bamako!!
Tis vanaf Diema nog zo’n 342 kilometer. “An easy drive” en om 17.30 passeren we het bord Bamako (de nodige foto’s worden gemaakt!). Woohoo we zijn er! Er volgt een chaotisch uurtje door deze smerige stad waar meer brommers dan auto’s rijden. Wij hebben gezegd wel te weten waar het is (volgens het kaartje in de Lonely Planet) en een beetje bluffen en wat foute afslagen later staan we dan echt bij de finishline; hotel Salam. Het grootste, beste, duurste hotel in de stad (of zo zegt men). En wij maar denken dat we de eersten zouden zijn; er staan al tientallen auto’s geparkeerd op de parkeerplaats bij het hotel. Morgen zal hier de triomfboog worden opgezet en zullen alle teams feestelijk onthaald worden, dus dan gaan we nog een ererondje doen.
Vrijwel direct nadat we onze auto geparkeerd hebben zwermen er kopers om ons heen. “How much for the car?”. Wij gaan terugrijden dus ons antwoord is standaard: “100.000 euros” of “how much would you pay?”, waar nooit echt een duidelijk antwoord op komt. Eerst maar eens een biertje drinken met onze reisgezellen en vieren dat we er zijn. Kort worden een paar memorabele momenten van de reis opgehaald, waaronder natuurlijk hoe wij strandden in de woestijn en ze ons achter moesten laten. Ze wisten dat we genoeg voedsel en water hadden, dat we veilig in de auto konden slapen en dat het wel goed zou komen. “But your worried little face, Jolies, that is why we HAD to get help. We weren’t concerned for Rik, but your face and big troubled eyes is what made us feel terribly guilty to have to leave you guys.”
We spreken met z’n allen af om vanavond samen te eten, maar eerst gaat iedereen maar eens een slaapplaats zoeken. Wij hebben dit hotel al maanden geleden gereserveerd voor morgennacht. R&R vragen ook alvast een kamer voor deze avond aan, dat lukt, maar daarna zitten ze echt helemaal vol. Voor ons geen probleem, we waren toch niet van plan hier vannacht al te slapen, want dat is veel te duur. Amanda en Lies laten de receptionist met gezonde tegenzin (we zouden er morgen achter komen dat alle staff nors en brutaal is in dit hotel) een aantal door de Lonely Planet aangeraden hotels bellen; allemaal vol. Dan raadt hij zelf een ander hotel aan. Double room kost daar 30.000 per nacht (50euro) en aangezien het wordt aangeraden door het beste hotel in de stad gaan we ervan uit dat het wel een goed hotel zal zijn.
Niet veel later worden we dubbel afgezet door een taxichauffeur (1x a 7000 voor de taxirit die eigenlijk 1500 had moeten kosten (kwamen we later achter) en 1x voor de deur van het hotel Dafina). We nemen taxi’s in plaats van onze eigen auto, omdat a. de auto beveiligd staat bij Salam en b. het uren duurt voor we onze eigen weg gevonden hebben in deze stad! Het hotel doet bij binnenkomst sober, maar netjes aan. De mannen bij de receptie spreken geen woord Engels, maar we kunnen onszelf inmiddels redelijk verstaanbaar maken in het Frans. Amanda vraagt in haar beste Frans om een niet-roken kamer, waarop de man zegt: “ja je mag overal roken.” Amanda: “nee, ik wil een niet-roken kamer”, receptionist: “nee op je kamer mag je niet roken”…vreemd. Goed, we krijgen onze sleutels. Amanda wordt naar een kamer boven geleid en een andere jongen loopt met ons mee om onze kamer te tonen. “Hier is het” zegt hij en terwijl Lies de sleutel in het slot steekt loopt hij weg. Een paar seconden later lopen we de kamer in waar al allemaal bagage blijkt te staan…de kamer is duidelijk al in gebruik! Lies loopt terug om te vragen hoe het zit en een andere jongen loopt mee. Hij wordt in eerste instantie bijna boos als wij proberen uit te leggen met onze sleutel kennelijk de verkeerde deur opengemaakt te hebben. We proberen te vertellen dat iemand anders ons die kamer had aangewezen. Dan brengt hij ons naar de “goede” kamer. We hebben over ongeveer een half uurtje weer met Amanda afgesproken bij de receptie om terug te gaan naar het Salam, waar we ook de anderen zullen zien om van daaruit een eettentje te zoeken.
We willen even snel douchen, want dat is alweer dagen geleden. Onderweg naar het hotel bedachten we dat we de shampoo in de auto hadden laten liggen, maar ach ieder redelijk hotel heeft toch shampoo? Als we de badkamer inlopen blijkt ons inmiddels toch al niet te grote vertrouwen in dit hotel niet verbeterd te worden; er is maar één handdoek, geen zeep, geen shampoo, geen wc-papier, er ligt een halve cavia aan haar in het badputje en als we het water aanzetten wordt het na 5 minuten nog steeds niet warm. Ook ligt op het bed maar één kussen; het andere ligt op het bureau in de hoek met allerlei verdachte bruine vlekken erop. Als Lies naar de receptie loopt om om de ontbrekende spullen te vragen lijkt er een soort reactie te zijn van “hm vreemd, misschien is de kamer niet schoongemaakt?”. Omdat er geen warm water is wordt ons een andere kamer aangeboden. Ook hier geen handdoeken en zeep en nog veel vreemdere vlekken op de vloer, maar de douche wordt in ieder geval warm. (Hoewel de drie grote ramen in de badkamer waar eenieder die langsloopt door naar binnen kan kijken Lies er alsnog van weerhouden hier te douchen; die ene dag kan er ook nog wel bij.) We frissen ons snel op en gaan terug naar het Salam. De taxirit kost 1500 CFA, waardoor we nu dus weten wat het echt hoort te kosten.
We willen met z’n allen naar de African Grill op aanraden van de Lonely Planet. Als we een taxichauffeur vragen ons erheen te brengen zegt deze: “nee de African Grill is gesloten, ik breng jullie wel ergens anders heen.” Oldest trick in the book natuurlijk, daar trappen we dus niet in. Koppige Europeanen als we zijn gaan we dan wel lopen, zo ver zou het ook niet moeten zijn… Na een kwartiertje lopen begint Amanda zich echt niet goed te voelen. Watergebrek geeft ze zelf aan. Als we na nog een paar minuten besluiten met haar in een taxi te stappen om naar het restaurant te komen besluit ook de rest van de groep in taxi’s te stappen. Raoul zal de voorste taxi wel naar het restaurant proberen te krijgen, de andere twee hoeven er slechts achteraan te rijden. Dat lijkt makkelijk, maar op de tweede rotonde zit onze chauffeur duidelijk te slapen als de rest afslaat en hij vrolijk doorkachelt op de rotonde. Gelukkig zitten we zelf op te letten en hebben de rest na een extra rondje rotonde al snel weer in het vizier. Enkele omzwervingen later staan we dan eindelijk voor de African Grill: dicht! Hahaha. Toen ons maar ergens anders heen laten rijden; een straat met 3 restaurants. Eén niet echt aanlokkelijk, één tex-mex (Raoul: “I’m not going tot a tex-mex in Africa!”) dus dan naar café du Fleuve. Ijskoude biertjes, goede steaks, niet heel Afrikaans, maar wel heel lekker. Daarna ieder richting zijn eigen hotel; we zien elkaar morgen bij de triomfboog voor hotel Salam!
Bij onze kamerdeur proberen we nog even met Amanda of haar sleutel ook op onze deur past (dat idee was wel gewekt toen wij eerst de foute kamer openden), maar gelukkig lukt dat niet…ze hebben vast 3 verschillende sleutels ofzo. We maken ons er niet druk om, morgen zijn we weer weg. Als we in bed liggen bespreken we nog even voor welk bedrag we de auto wèl zouden verkopen. Als iemand zo gek is 5000 euro te bieden doen we het; maar dit is allemaal utopie. We gaan gewoon terugrijden hoor!
Kilometers: 80 om en rond Diema, 342 naar Bamako, totaal = 422km.
Begin van de dag: 6.45u opgestaan, 8.30u weggereden.
Eind van de dag: 18.30 bij hotel Salam, Bamako.
Aantal uren gereden: ong. 7uur.
Slaapplek: hotel Dafina in Bamako (10u)
dinsdag 24 februari 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten